Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact
Leon Van De Velde |
Als je vraagt aan een doorsnee Zelenaar wie Leon Van De Velde is, krijg je dikwijls als antwoord: ‘Leon wie?’. Maar als je polst of ze Pirana kennen, heb je vaak meer succes. Die kennen ze van zijn cartoons, van Madam Dallemans, van zijn folterkamer maar ook van zijn vuile tekeningskes… De meningen over die cartoons zijn duidelijk verdeeld: geestig, wreed, amusant, plezierig, smakeloos, opwindend, ironisch, kostelijk, cynisch, verpletterend, onthullend. Vele adjectieven, een resem vlaggen die de lading dekt. Het zal Pirana worst wezen, hij deed en doet zijn ding en wat de goegemeente daarvan vindt, dat is haar probleem. Hij amuseert zich en voelt zich, zoals hij ooit in een interview zei, de koning van zijn eigen wereld. Hij schept zijn personages en laat ze doen wat hij wil. Is dat niet iets waar we allemaal van dromen, vroeg hij zich af. Hoe je ’t ook draait of keert, Pirana is een intrigerende figuur, een Mens van bij Ons die al meer dan vijftig jaar zijn ding doet. Ik had al lang zijn fiat voor een interview en nu is het er eindelijk van gekomen. |
Leon woont in de Ommegangstraat. Naast de voordeur hangt een mozaïek van een piranha. Zo’n vraatzuchtig visje met zaagtandjes uit Zuid-Amerika dat in een mum van tijd zijn prooi verlost van alle vlees. Op de deurbel staat simpel: ‘Van De Velde’. Ik bel en even later zwiert de deur open. Zijn living wordt gedomineerd door Afrikaanse beelden en ingekaderde cartoons van collega’s. In twee uur tijd krijg ik twee verhalen te horen, dat van Pirana én dat van Leon Van De Velde.
Roots | ||
Ik ben geboren op 9 februari 1947 op de Vuilbos, zegt Leon, de Industriestraat heet dat nu, in die rij huizen recht tegenover De Balans. Lang heb ik daar niet gewoond want toen ik een jaar of vier was, zijn we verhuisd naar een cafeetje op de Lokerenbaan, naast cinema Royal, de vuile cinema. Mijn vader was Petrus Van De Velde, een ex-beroepsrenner, op de ruit van ’t café stond er geschilderd: ‘Bij oud-wielrenner Petrus Van De Velde’. Mijn moeder was Lea Van Uytfanghe, huisvrouw én cafébazin. Mijn vader was eerst velomaker maar na een tijdje is hij beginnen metsen bij een vriend. Toen deze failliet ging, is hij zelfstandige vloerder geworden. Broers of zussen heb ik niet. |
Mannekens tekenen was iets dat ik al deed van toen ik een potlood kon vasthouden. In ieder vrij moment zat ik te tekenen. Ik was een grote fan van Marc Sleen en regelmatig bracht mijn moeder van de markt ‘De Avonturen van Nero’ mee. ‘Onze Leon wordt de tweede Marc Sleen’, zei ze vaak. Mijn vader daarentegen had het niet zo begrepen op al mijn tekenkunsten. Als hij thuis kwam en ik zat te tekenen, maar mijn huiswerk was nog niet gemaakt, pakte hij resoluut alle papier en potloden af en gooide het in de Leuvense stoof. Maar ik wou leren tekenen. Na mijn lagere school in de gemeenteschool vonden mijn ouders me nog veel te jong om me in te schrijven in de academie in Antwerpen. Ik moest dan maar twee jaar schilder volgen en op mijn vijftiende mocht ik dan naar Antwerpen. |
Marc Sleen | ||
Om die eeuwige discussies met mijn vader de kop in te drukken, schreef ik een briefje naar Marc Sleen en vertelde over mijn droom om striptekenaar te worden en dat ik veel tegenkanting kreeg van mijn vader. Ik hoopte in hem een zielsverwant te vinden die mijn vader zou overtuigen dat je met striptekenen wel het zout op je spreekwoordelijke patatten kon verdienen. Niets was minder waar. Ik was eigenlijk bij de advocaat van de duivel te biechten geweest, want Marc Neels (echte naam van Marc Sleen) schreef me letterlijk: ‘En zij die zeggen dat er met beenhouwerij en als bakker meer te verdienen is, hebben overschot van gelijk’. |
Daar stond ik dan, lacht Leon. Ziedewel, zei mijn vader. De academie in Antwerpen werd een maat voor niks. Ik wilde striptekenaar worden en ik moest godganse dagen fruitschalen tekenen. Dat was niet echt mijn ding. Maar ik was ook een verlegen ventje, dat boerke van den buiten voor die mannen van Antwerpen. Antwerpen werd hoegenaamd geen succes en in juni was ik flagrant gebuisd. Ik kreeg van mijn vader een schoon nieuw truweel en een schop en ik mocht mee naar travou. Of ge me gelooft of niet, maar op dat moment heb ik geweend, zegt Leon, travou was echt niet mijn wereld. Ik vond dat ne vreë wereld, brutaal, met veel vuile praat… Maar ik werd vloerder. |
Pirana | ||
Ondanks het feit dat ik fulltime vloerder was geworden, kon ik het tekenen niet laten. Na mijn uren deed ik dapper verder en in het weekend trok ik naar de academie van Dendermonde voor de cursus tekenen. Veel heb ik daar niet geleerd, bekent Leon, maar ik heb er toch nen dikke diplom ‘Sierkunst’ aan overgehouden. Op de academie leerde ik wel Hector Leemans (tekenaar van ‘Baekelandt’ en nu van ‘De Kampioenen’) kennen. Die was dag en nacht bezig met tekenen en zijn ouders stimuleerden hem wel. Samen maakten we verschillende stripboekjes. Op mijn achttiende werd ik soldaat. In het leger gaf men een soldatenblaadje ‘Marsj!’ uit en ik stuurde een aantal tekeningen in. Die werden onmiddellijk gepubliceerd. In die tijd maakte ik ook kennis met Hugoké, een man die op dat moment erg bezig was met cartoons en tekenfilms. Ik trok naar zijn studio en liet mijn werk zien. Hij schreef het allereerste artikel over mij in het Nieuwsblad. Alleen ondertekenen met Leon Van De Velde kon volgens hem niet. |
Ik las veel over het Amazonewoud en zo zijn we bij de naam Pirana gekomen. Hugoké noemde me de revelatie van de zwarte humor. Ik wou mensen wat raken, niet over politiek want dat interesseerde me niet. Ik ben toen hier en daar beginnen publiceren in kleine blaadjes. Die waren er in die tijd bij de vleet, vertelt Leon. Ik stuurde in 1967 ook wat tekeningen op naar dagblad Het Volk en die vielen daar in de smaak. Het Volk heeft me eigenlijk gelanceerd, bekent Leon. Zoveel als ik opstuurde, ze publiceerden het allemaal. In mijn beginperiode was de folterkamer mijn thema, later kwam Madam Dallemans op de proppen en ik heb in Het Volk gepubliceerd tot ze in 2008 fusioneerde met Het Nieuwsblad. Ik moest wel een beetje uitkijken met wat ik tekende: geen sex en ergens waren er wel grenzen. Ik was bij de eersten in België die cartoons maakte met tekstballonnen. Daarvoor was dat not done maar nu zie je bijna geen cartoons meer zonder. |
Publiceren | ||
Na mijn soldatentijd bleef ik vloeren en tekenen. Ik had Het Volk en links en rechts kon ik wat publiceren. En dan leerde ik Jan Bucquoy kennen. Een man met heel wat talenten die vooral in Frankrijk actief was. Hij was onder andere scenarist van 15 tekenaars en had voor zijn scenario’s al verschillende prijzen gewonnen. Jan pakte ook uit met het eerste stripblad voor volwassenen, Spetters. Daarin publiceerde ik mijn eerste stripverhaal Livingsteen. Een persiflage op dokter Livingstone die voor Leopold II Kongo verkende. Veel van mijn mosterd voor dit verhaal haalde ik bij Gangreen van Jef Geeraerts. Door Spetters kwam ik meer en meer in contact met andere cartoonisten. Op een goede dag maakte ik kennis met EFBE, een Nederlandse cartoonist die in veel bladen publiceerde. Ik vroeg hem op de man af hoe hij dat deed. O, dat is heel simpel, antwoordde de man, ik maak van iedere tekening wel 100 kopies en stuur die heel de wereld rond. |
Voor sommige tekeningen word ik soms tien keer betaald. Dat had ik goed onthouden, gaat Leon verder, en ik probeerde dat ook. Binnen de twee jaar verschenen mijn cartoons in drie bladen in Duitsland, drie in Engeland, drie in Nederland, één in Joegoslavië en één in New York, Penthouse. Om een lang verhaal kort te houden, dat begon goed te marcheren. De combinatie met het vloeren was niet altijd even gemakkelijk. Overdag vloeren, om zes uur thuiskomen, douchen, wat eten en dan tekenen tot een uur of twee ’s nachts. Dat was nog eens een tijd, herinnert Leon zich, maar ik was jong en tekenen was mijn leven. En ik begon geld te verdienen met dat tekenen. In die periode ben ik alleen beginnen werken. Ik nam geen grote werken aan zoals mijn vader maar ik had een stuk of drie aannemers die me regelmatig belden en zo kreeg ik wat meer vrijheid. |
Wereldrecords Ik kwam in contact met de legendarische John Massis. Hij nodigde ons uit in Parijs voor ‘Le Festival des Exploits Incroyables’ (het festival van de ongelooflijke stunts). Wat kan ik daar doen, vroeg ik aan Massis. O, antwoordde hij, gewoon het wereldrecord Cartoontekenen nog eens verbeteren. Was makkelijker gezegd dan gedaan, zegt Leon, maar ik liet me overhalen en met Jan Bucquoy en Marc Verhagen als helpers trok ik naar Parijs. Ik had me serieus voorbereid want zo’n aantal meters tekenen, dat schud je niet zomaar uit je mouw. De zenuwen gierden door mijn lijf, dat kan ik je verzekeren, zegt Leon. We verkochten de nodige show, er was veel publieke belangstelling en ik bracht het record op 105 meter. Dit viel blijkbaar goed in de Franse smaak want daarna hebben we dat nog zeven keer herhaald en telkens het record scherper gesteld. De laatste keer was op het Festival des Métiers Créatifs in Namen waar ik zomaar eventjes 206 meter cartoons tekende. Of ik nog altijd wereldrecordhouder ben, dat weet ik niet, zegt Leon. Die organisator van die evenementen legde ons een contract voor van zo nog zeventien optredens in heel Frankrijk, maar hoe graag ik het ook zou gedaan hebben, dat kreeg ik met de beste wil van de wereld thuis bij moeder de vrouw niet verkocht. |
Gouden Jaren | ||
Cartoons kenden hun hoogtepunt in de jaren 70-80. Met de regelmaat van de klok werden er cartoonwedstrijden uitgeschreven en ook ik stuurde regelmatig een cartoon in, vertelt Leon. En in alle bescheidenheid, zegt hij er bij, ik viel regelmatig in de prijzen op die internationale cartoonfestivals. De laatste keer won ik in het jaar 2000 toen men in Knokke een wereldcartoonfestival organiseerde rond de Europabeker Voetbal. Tussen ‘76 en 95’ heeft Pirana niet minder dan 23 stripalbums gepubliceerd. De uitgever wou er in die jaren vier per jaar. Maar dat was echt niet te doen, zegt Leon, ik had mijn zaak maar daarnaast had ik ook mijn vaste publicaties waar ik iedere week voor moest zorgen. En zo’n album, dat vraagt toch wat tijd. Toch ben ik blij met wat ik gepubliceerd heb in die jaren. |
Even een overzichtje: De folterkamer (1976), De vrouwen van Pirana (1980), Koning Hammurabi van Babylon (1981), Livingsteen (1982), Neushoorns (1982), Satisfaction (1982), Tis weer tijd om af te wassen, schatje (1983), Vrouwen, folteringen en andere bezienswaardigheden (1983), ook vertaald in het Frans (Femmes, tortures et saloperies) en in het Duits (Frauen, Folter, Ferkeleien), Falderie (1984), Gas en elektriciteit (1985), Zwarte Liefde (1985), ook vertaald in het Frans (L’Amour Noir), Bouillon Godfried van (1986), Het land zonder tanden (1986), Asperges (1987), Het boek van de lach: Lach elke dag (1987), Oeganda (1988), Kenia (1989), Mevrouw Dallemans - Waf (1991), Mevrouw Dallemans - Olé (1992), Mevrouw Dallemans - De zwarte ridder (1995). Alleen al als je de naam leest, weet je uit welke hoek de wind waait. |
Maar naast mijn cartoons, gaat Leon verder, heb ik ook nog andere katten gegeseld . Regelmatig was ik te gast op stripfestivals als deze van Breda, Schiedam, Eindhoven, Parijs… Ook heb ik gags geschreven voor tv-shows van Jacques Vermeire, Ivan Heylen en Jan Bucquoy en met Jan heb ik ooit nog eens een Theater Perfomances opgezet. En daarnaast bleef ik vloeren, lacht Leon. Dat samenspel was niet altijd even makkelijk. De mensen zeiden dikwijls dat ik mopjes bedacht terwijl ik vloerde. Zo werkt dat niet, zegt Leon resoluut, vloeren is vloeren en dan moet je je volle aandacht bij je werk houden. Tekenen was meestal iets voor de late uurtjes. Alhoewel, door het feit dat ik mijn werk zelf regelde kon ik mij een zekere vrijheid permitteren, maar mijn vader mocht dat niet weten. |
Het is gebeurd dat ik mijn werkbroek aantrok als ik bij hem langs ging om toch maar de indruk te wekken dat ik aan het werk was. Een aantal jaren moest ik voor Panorama de artikels van Jo Van Damme illustreren. Iedere dinsdagmorgen trok ik dus naar de redactie, las de artikels en maakte er een paar cartoons bij. De ene week ging dat als een fluitje van een cent, maar de volgende week liet de muze me in de steek en dan was het echt stressy om tegen 12 uur wat op papier te krijgen. Die deadline was onverbiddelijk. En ja, vult Leon aan, alles wat ik maak is nog handwerk. Tekenen met de computer, scannen en heel die rimram is echt niet aan mij besteed. Mijn wekelijkse bijdrage voor P-magazine ga ik nog altijd zelf afgeven op de redactie. Vroeger was dat in ’t stad van Antwerpen en bleef ik daar plakken, nu zijn ze verhuisd naar Linkeroever en die contreien liggen me minder. |
Gezin | ||
Ook al focus ik in deze bijdrage vooral op de figuur van Pirana, naast het tekenen en het vloeren was er ook nog zijn gezin. In 1969 trouwde Leon met Simonne Van Remoortel, een meisje uit Hamme. Na korte migratie naar Lokeren bouwden ze begin jaren zeventig hun huis in de Ommegangstraat. Simonne was eigenlijk geen grote fan van mijn werk, bekent Leon, ik mocht mijn ding doen maar ze waakte er steevast over dat er nog gevloerd werd. Leon en zijn vrouw kregen twee zonen: Kris (1977) en Tim (1980). Die twee kerels hadden ook talent om te tekenen, zegt Leon, alleen jammer dat ze een andere weg gekozen hebben. 2003 was een moeilijk jaar voor Leon. Zijn vrouw overleed toen aan kanker, ze was pas 56 jaar. Zijn twee zonen hebben Zele verlaten. Kris werkt bij de Europese Centrale Bank. Hij woont in Frankfurt maar zit voor de grootste tijd voor zijn werk in China. Hij is trouwens ook met een Chinese getrouwd, Liu Dan. Naast zijn job heeft hij ook nog een zelfstandig bedrijf dat allerlei soorten sportmanifestaties organiseert: wielerwedstrijden, marathons, triatlons, langlaufen in Mongolië… Hoe die dat allemaal klaarspeelt, zegt Leon, dat weet ik met de beste wil van de wereld niet. Mijn jongste zoon, Tim, woont met zijn vrouwtje Anke en zijn twee dochters Elfien en Erien in Aalst. Hij werkt als onderhoudselektricien in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel. Cartoon van Nesten van Leon en zijn vrouw Simonne |
Afrika | ||
Dit continent fascineerde Leon al van in zijn kindertijd. Ja, zegt Leon, ik weet nog goed dat er ieder jaar een missietentoonstelling was en een witte pater vertelde dan in geuren en kleuren hoe het er aan toe ging in de missies. Ik hing aan die man zijn lippen. En op de markt stond er een zwarte marktkramer, Bonga Bonga noemden we hem. In de vakanties bracht die zijn dochtertje mee, een schoon kind, niet te doen, lacht Leon. Het was liefde op het eerste gezicht. We kwamen terecht in een dorpje op 150 kilometer van Kampala, de hoofdstad van Oeganda. En het was zoals ik het me had voorgesteld: lemen hutjes, geen water, geen elektriciteit… De mensen hadden er niets en toch deelden ze alles met mij. Die natuur en die vriendelijkheid van die mensen hebben me betoverd. Ik was mijn hart verloren in Afrika. Alleen die insecten waren er soms teveel aan, lacht Leon. |
‘Moko Mukwano’ noemden ze me daar, wat schoonbroer lieveling betekent. Ik heb geweend toen ik afscheid nam. Het jaar nadien trok ik terug naar Oeganda, ook al was mijn vrouw daar niet zo gelukkig mee. |
Tienduizend Erotische Werken Van Pirana | ||
In de zomer van 2014 pakte Leon uit met een tentoonstelling met deze pakkende titel. Voor de eerste keer was dit een thuismatch. De aanleiding voor de tentoonstelling was de publicatie van mijn boek ‘Afrikadingens’. Filip Van Cauteren van Kletz op de Lokerenbaan stelde zijn ruimte ter beschikking. Het werd een indrukwekkende expositie van cartoons, schilderijen en schetsen uit de afgelopen vijftig jaar. Eigenlijk was die tienduizend een dikke leugen, vertelt Leon, want het waren er nog geen duizend. Maar het was toch indrukwekkend en ik heb heel wat respons gekregen en dat op zich was wel plezant. Mijn Afrikaanse dames waren daar prominent aanwezig. Misschien komt er nog een vervolg, vertelt Leon, want Marec, Kamagurka en ik zouden samen eens willen exposeren. |
Bijna 50 Jaar |
|
|
In 1966 mag Pirana eigenlijk jubileren want dan is het vijftig jaar geleden dat hij voor het eerst publiceerde. Hij heeft samen met velen de gouden jaren gekend maar hij is eerder pessimistisch over de toekomst. Vroeger kreeg je als beginneling kansen, dat is vandaag heel wat moeilijker, zegt Leon, en wat meer is, de jeugd is veranderd. Ze heeft geen interesse meer in cartoons. Internet, tv en games bepalen hun wereld. Als je als cartoonist een album wil publiceren, gaat de uitgever drie keer nadenken voor hij dat doet. De markt is heel sterk verminderd. Zodanig zelfs dat gerenommeerde strips en ik ga geen namen noemen, het moeilijk hebben om nog lucratief te zijn. Als de verkoop nog vermindert, zou het wel eens kunnen dat sommige reeksen er mee ophouden. Ik vind dat heel spijtig, zegt Leon, maar het is nu eenmaal zo. |
Pensioen | ||
Tot zijn 65 heeft Leon gevloerd en dan heeft hij zijn schup afgekuist. Nu is hij al twee jaar met pensioen. Ik vraag hem hoe hij op zijn Piranacarrière terugkijkt. O, met veel plezier, antwoordt hij onmiddellijk. Het was niet altijd even makkelijk om dat vloeren te verzoenen met het tekenen, maar het ging. Dat tekenen was en is nog altijd mijn leven! En ik heb zalige momenten beleefd met Jan Bucquoy, met John Massis, met collega’s cartoonisten… Soms op het maffe af, maar we amuseerden ons! Mijn vrouw was minder enthousiast over mijn grafische esbattementen maar ze liet me mijn ding doen. En dat heb ik altijd gedaan, ik heb me nooit met de politiek of zo bezig gehouden, ik heb nooit moeten leven van mijn tekenen en dat gaf mij die o zo zalige vrijheid om mijn muze in beelden om te zetten. Dat niet iedereen wild enthousiast was over sommige tekeningen, dat neem ik er graag bij en ik heb daar ook nooit aanstoot aan genomen. Ieder vogeltje zingt nu eenmaal zoals het gebekt is, besluit Leon. |
Ik keer huiswaarts met 24 Pirana’s onder de arm.
Ik wil de titelbladzijden ervan inscannen om ze te gebruiken op mijn website.
En in mijn luie zetel heb ik enkele zalige uurtjes beleefd en smakelijk gelachen met een aantal cartoons.
Sommige vind ik echt niet te ‘pruimen’ maar andere zijn gewoonweg SUBLIEM!
Pirana en Leon, bedankt voor jullie verhaal!
Mark De Block
19-XII-2014
WERELDRECORD IN ZELE
Op 13 juli 1975 verbeterde Pirana het wereldrecord cartoontekenen op de Kouterfeesten.
In het archief van Leon vonden we een boek met daarin beelden van toen.
© Mark De Block
Thuiskomen